In kringen van ecologen en waterbeheerders wordt de karper door sommigen als een exoot (uitheemse soort) beschouwd. Dat is ten onrechte. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de karper al eeuwen in Nederland voorkomt.
Over wat een exoot precies is, bestaat discussie
in de wetenschappelijke wereld. De
meest gangbare definitie van exoot luidt:
een organisme dat zich met hulp van de
mens heeft gevestigd in een gebied waar het eerder
niet voorkwam. Is het een exoot met invasieve eigenschappen, dan kunnen de vestiging en verspreiding
hiervan schade veroorzaken.
Cyprinus carpio wordt
door sommige biologen als een exoot bestempeld, en
hoewel in Nederland niet invasief, klinken er her en der ook geluiden dat de karper een negatieve invloed zou
hebben op de waterkwaliteit (vertroebeling).
Middeleeuwen
De karper is in ons land een ingeburgerde vissoort. De
term ingeburgerd wil zeggen: de soort heeft zich vóór
1900 in ons land gevestigd en weet zich (lokaal/regionaal)
zonder hulp van de mens te handhaven. En zelfs
de kwalificatie ‘ingeburgerd’ is voor discussie vatbaar.
Een aantal bronnen plaatst het eerste voorkomen van
karper in Nederland ergens in de Middeleeuwen. Zo beschrijft de Duitse non Hildegard von Bingen in het
in 1158 verschenen boek
Physica, Liber subtilatus nauwkeurig het gedrag van vissen,
waaronder de karper, in het stroomgebied
van de Rijn.
Op eigen kracht
De waarnemingen van Hildegard wijzen er op dat Cyprinus carpio vanuit de Donau de Rijn heeft weten
te bereiken. Deze oversteek is waarschijnlijk niet
het resultaat van viskweek en -uitzettingen. Vanuit
de Kaspische Zee heeft de karper zich via grote riviersystemen met sterk dynamische vloedvlaktes en periodiek
overstroomde oeverzones verspreid over Europa.
Een natuurlijke kolonisatie van de Nederlandse
wateren vanuit het Rijnstroomgebied in de Middeleeuwen is dus aannemelijk. Zeker omdat karpers robuuste
vissen zijn: ze leggen moeiteloos grote afstanden
af en zijn buitengewoon tolerant voor verschillen
in temperatuur, zuurstof- en zoutgehalte. Van origine
zijn het dan ook riviertrekvissen.Karperkweek
Parallel aan de natuurlijke verspreiding breidde de
karper haar leefgebied in West-Europa uit met behulp
van de mens. Dit door middel van kweek, uitzettingen en ‘ontsnappingen’, en van daaruit mogelijke
verwildering van gekweekte individuen. Het is echter goed om te beseffen dat toen de karperteelt in de 12e en 13e eeuw sterk uitbreidde in West-Europa, hierbij de wilde Rijnkarper
werd ingezet. Deze wilde vis stond dus
aan de wieg van de domesticatie. Dat
zich al vroeg in dit proces ook ontsnapte, gekweekte exemplaren hebben
kunnen vermengen met het natuurlijke
bestand, is dus eigenlijk een terugkeer
naar de bron.
Oer-Hollands
Het begrip exoot kan gegeven de hiervoor beschreven geschiedenis dus niet aan de orde zijn voor de karper. De al eeuwenlang voortschrijdende domesticatie
doet daar niets aan af. Evenmin als de waarschijnlijk
ook al eeuwenlange aanwezigheid van wilde en later
verwilderde karper in de grote watersystemen. De
karper is kort gezegd net zo Nederlands als klompen.
Bron:
Hét VISblad